|
⇧
⇦
|
La ville des animaux
S'ouvre la porte, entre une biche,
Mais cela se passe très loin,
N'approchons pas de ce terrain,
Évitons un sol évasif.
C'est la ville des animaux
Ici les humains n'entrent guère.
Griffes de tigre, soies de porc
Brillent dans l'ombre, délibèrent.
N'essayons pas d'y pénétrer
Nous qui cachons plus d'une bête,
Poissons, iguanes, éperviers,
Qui voudraient tous montrer la tête
Nous en sortirions en traînant
Un air tigré, une nageoire,
Ou la trompe d'un éléphant
Qui nous demanderait à boire.
Notre âme nous serait ravie
Et la douceur de notre corps.
Il faudrait, toute notre vie,
Pleurer en nous un homme mort.
---
|
De stad der dieren
Een deur, een ree dat binnenkomt,
Maar het is ver bij ons vandaan.
Laten wij hier niet verder gaan
Vermijden wij onvaste grond.
Het is de stad der dieren, daar.
Men kan er beter niets van weten:
Vol tijgerklauwen, varkenshaar.
Het glimt er 's nachts, er klinken kreten.
Blijf liever uit die leeuwenkuil.
Ook in ons zelf houden zich dieren
- iguana's, sperwers, vissen - schuil
Op zoek naar openingen, kieren.
We kwamen er misschien wel uit
met tijgermoed of vissevinnen
of met een olifantesnuit
die steeds met drinken wil beginnen.
Wij zouden onze ziel verbeuren
alsook ons lijf, zo teer en fris,
En eeuwig het verlies betreuren
van iemand die gestorven is.
---
|
⇨
|